Prentkunst in de spotlight

de Etselaar tijdens de tentoonstelling “Stellung beziehen – Käthe Kollwitz” in Kunsthaus Zürich

Als liefhebber van de prentkunst moet je het toch vooral van tentoonstellingen hebben. Een museum dat standaard een grote vaste collectie werken op papier toont, is er niet. Toch is dat vreemd, gezien het feit dat vaak een groot deel van museale collecties bestaat uit werken op papier. Neem bijvoorbeeld de verhouding schilderkunst ten opzichte van de werken op papier bij het Rijksmuseum: 6000 schilderijen tegenover 700.000 prenten, tekeningen en foto’s. Op z’n best zijn er in grote musea enkele zalen toegewijd aan de prentkunst, maar altijd met wisselende opstellingen. Steeds weer terugkomen voor de Nachtwacht of de Mona Lisa van de prentkunst is er vaak niet bij.

Prentenkabinet

Hoe zit het dan met de vele prentenkabinetten (Kupferstichkabinette)? Deze kabinetten zijn meestal ondergebracht onder een paraplu van kunstinstellingen en de voor hen beschikbare tentoonstellingsruimten zijn in de loop der jaren steeds meer naar de marge weggedrukt. Kijk naar ons eigen Rijksprentenkabinet dat bij aanvang in het nieuwe Rijksmuseumgebouw in 1885 nog een eigen vleugel had. Laten we stellen dat de prentkunst een stuk minder sexy is dan de schilderkunst, met als gevolg relatief minder bezoekers, minder opbrengsten en daardoor minder aandacht en ruimte voor de prentkunst.

Drempel

De prentkunstliefhebber moet een drempel over om toegang te krijgen tot deze collecties door stukken aan te vragen in studiezalen. Helaas is het aantal aan te vragen stukken wel enigszins beperkt. Heinrich Schulze Altcappenberg, directeur van het Kupferstichkabinett Berlijn, geeft ook aan dat de functie van een prentenkabinet anders is dan die van een regulier museum. “Het is geen galeriemuseum in de klassieke zin van het woord, maar eerder een museum dat functioneert als een archief of een bibliotheek. Aan de ene kant is het een verborgen museum, aan de andere kant is het het meest open museum dat er is – een kosmos van beelden, zo je wilt, een picturale geschiedenis van Europa die geen enkel ander museum kan bieden.” Wel heb elk nadeel zijn voordeel: zo zijn veel prentencollecties digitaal goed ontsloten en zijn de afbeeldingen soms in hoge resolutie nader te bestuderen.

Nep

Kom je in het walhalla van de prentkunst, het Albertina Museum in Wenen, om oog in oog te staan met de Haas van Albrecht Dürer (1471–1528), blijk je naar een facsimile te kijken. De ene na de andere reproductie wordt aan de bezoeker voorgeschoteld. De argeloze bezoeker zal daar misschien weinig aanstoot aan nemen, maar een prentenliefhebber maak je daar beslist niet blij mee; die wil het echte werk zien.

Too bright, too bright!

Vooruit, toegegeven, er is wel een reden waarom niet de originele werken worden getoond. Zoals het Kunstmuseum Basel dat verwoordt in haar begeleidende tekst bij de tentoonstelling “Van Holbein tot Trockel, hoogtepunten uit het Kupferstichkabinett” (zeer de moeite waard!): “Werken op papier zijn erg gevoelig voor licht en kunnen daarom niet permanent worden getoond. De tentoonstelling Van Holbein tot Trockel biedt daarom een unieke kans om de uitgebreide schatten van het Kupferstichkabinett in al hun diversiteit en kwaliteit te ervaren.” Neem de woorden “unieke kans” niet al te lichtvoetig, want zeker als het oude werken betreft kan het zijn dat ze maar eens in de vijf tot wel tien jaar worden getoond. Simpelweg omdat ze te kwetsbaar worden geacht om te vaak en te lang bloot te stellen aan licht. Zo was het in het najaar van 2018, in het Teylers Museum in Haarlem, oprecht een unieke kans zoveel werken op papier van Leonardo da Vinci (1452–1519) bij elkaar te zien. Houd de tentoonstellingsagenda voor 2025 in de gaten voor de te verwachten tentoonstelling van Michelangelo (1475–1564), ook weer in het Teylers. Overigens doet het Albertina Museum wel haar naam eer aan en organiseert met enige regelmaat tentoonstellingen toegewijd aan de prentkunst. Zo heeft de Etselaar zelf, in de zomer van 2020, met veel plezier de tentoonstelling “De vroege etskunst. Van Dürer tot Bruegel” bezocht om zo de aller-vroegste etsen te kunnen bewonderen.

Bladerend door etsen en facsimile’s in het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston

Nederland

Voor het aanbod in Nederland moet je wat alerter zijn om prentkunst tentoonstellingen niet te missen, omdat ze simpelweg wat spaarzamer zijn. Op dit moment is de tentoonstelling “Hello darkness, my old friend” te zien in de Kunsthal Rotterdam. Een thematische tentoonstelling waarin de schaduwzijde van de menselijke verbeelding wordt belicht. Het leuke voor de prentkunstliefhebber is dat als het thema nu niet direct tot zijn of haar verbeelding spreekt, er ook altijd nog voldoende fascinatie is voor de techniek. Niets heerlijkers dan met je neus bovenop een werk te staan en te ontdekken welke technieken er allemaal zijn gebruikt. Vanaf 5 oktober dit jaar opent het Dordrechts Museum haar deuren voor de tentoonstelling “Zwart op wit – Prentkunst rond 1900“. Daarin mogen we kennismaken met de in 1885 opgerichte Nederlandsche Etsclub, een groep jonge kunstenaars die de toen ‘vergeten’ kunst van het etsen opnieuw op de kaart zette.

Prenten opstelling in Harvard Art Museums in Cambridge

Verborgen juwelen

In reguliere tentoonstellingen is het aantal werken op papier ook vaak beperkt. Maar soms word je ook blij verrast. Zoals in de tentoonstelling “Ongekend” in de zomer van 2021 in het Van Gogh Museum, waarin de aanwinsten van de afgelopen tien jaar werden getoond. Die tentoonstelling verklaarde waarom het Van Gogh Museum zo’n fantastische collectie werken op papier heeft. Prentenliefhebbers kwamen hier vol aan hun trekken en werden getrakteerd op een rijkgeschakeerde verzameling prenten (binnen het verzamelgebied van het Van Gogh Museum). Of in het najaar van 2020, toen het Kunstmuseum Den Haag tijdens de tentoonstelling over Anders Zorn (1860–1920) een aantal mooie afdrukken van Zorns etsen liet zien. De lijnen in de plaat waren soms zo diep, de afdrukken zo scherp en helder, de inkt zo zwart, met als gevolg dat de tekeningen als het ware boven het papier leken te zweven. Een extra dimensie aan het tweedimensionale vlak zoals alleen etsen die kunnen hebben. Daarnaast trakteerde het Kunstmuseum de bezoeker rond het schilderij “Zelfportret met hoed en sluier” van Paula Modersohn-Becker (1876–1907) op een verzameling etsen van deze fantastische kunstenaar samen met het zwaardere werk van Käthe Kollwitz (1867–1945) – een heerlijk contrasterende opstelling.

Verademing

En zo zijn er wel meerdere voorbeelden van tijdelijke tentoonstellingen of wisselende opstellingen te noemen, waarbij de prentkunst heel even in de schijnwerpers mag staan (niet letterlijk natuurlijk!). Maar als prentkunstliefhebber moet je het van deze spaarzame momenten en hoeveelheden hebben. En dat is misschien maar goed ook, want na een overdaad aan schilderkunst, waarvan het hoofd verzadigd is geraakt, zijn die paar tentoongestelde werken op papier een ware verademing. Hopelijk is er dan nog voldoende ruimte om ze ook de tijd en aandacht te geven die ze verdienen.

Tentoonstellingen toegewijd aan de prentkunst / werken op papier

Van Holbein tot Trockel: hoogtepunten uit het Kupferstichkabinett (nog t/m 11 augustus 2024 in Kunstmuseum Basel, Zwitserland)
Hello darkness, my old friend (nog t/m 22 september 2024 in Kunsthal Rotterdam)
Zwart op wit – Prentkunst rond 1900 (5 oktober 2024 t/m 12 januari 2025 in het Dordrechts Museum)